Gemeentes zijn nu ruim een jaar bezig met de drie grote decentralisaties op het gebied van zorg, werk en jeugdhulpverlening. De bedoeling is om hiermee de paternalistische tradities te doorbreken. Of zoals decentralisatie in beleidsnotities wordt genoemd:”niet voor mensen, maar door mensen’.
Over de huidige situatie rondom decentralisatie gaat dit artikel.
Door te decentraliseren wil de overheid de paternalistische tradities doorbreken: burgers en cliënten krijgen meer zeggenschap over eigen leven en dus ook over het aanbod.
Dit ankerpunt dient richting te geven aan het handelen in de praktijk waar gemeenteambtenaren en burgers, professionals en cliënten elkaar ontmoeten. De plek dus waar het échte werk gebeurt.
De vraag is natuurlijk wat decentralisatie precies inhoudt. Eerst en vooral een machtsoverdracht: van rijk naar gemeentes, van beleid naar ambtenaar en van ambtenaar naar burger. Dat maakt decentralisatie uitermate spannend. Welke veranderingen kunnen betrokkenen eigenlijk dragen? Kan het oude machtscentrum de verleiding weerstaan om alles weer recht te trekken en te uniformeren? En hoe gaat het met de zeggenschap die nodig is om lokaal te kunnen experimenteren met oplossingen? Verantwoordelijkheid zonder zeggenschap heeft weinig invloed en zal niet leiden tot het gewenste effect.
Ik hoor dan ook steeds vaker betrokkenen zeggen dat ze tegen het systeem aanlopen. Dat is op zich niet vreemd, want verandering zorgt altijd voor spanning in de praktijk van alledag. Pijnpunten worden zichtbaar, posities worden uitgedaagd, en op alle niveaus zien mensen zich gedwongen om te gaan bewegen.
Decentralisatie vergt een totaal andere mindset. Gewend als we zijn top-down te denken gebaseerd op een model van voorspellen en beheersen. Decentralisatie vraagt om een herdefinitie van sociale relaties, om het aankunnen van onzekerheid, om vertrouwen in de kracht en rijkdom van de lokale gemeenschap. Velen moeten nog aan dit idee wennen. Want hoe doe je dat?
‘Hoe is lastig’ zegt Winnie de Poeh. ‘Als je het ezeltje Iejoor vraagt hoe het met hem is, zegt hij bijna altijd ‘niet zo erg hoe’.
Er is nog een lange weg te gaan. Er spelen verschillende belangen. Er is het gezonde eigenbelang, nodig om te overleven, er is de behoefte aan zekerheid en voorspelbaarheid én er is het belang van het grotere geheel. Het is de kunst om steeds weer opnieuw tussen die verschillende belangen een zinvolle afweging te maken op basis van de vraag: wie komt het ten goede?
Daar is tijd en veilige experimenteerruimte voor nodig. Ruimte waar ‘fakkeldragers’ elkaar kunnen ontmoeten, inspireren en bemoedigen. Echt veranderen is immers lastig, zeker in je eentje.
‘Fakkeldragers’ zijn mensen, die al gedurende langere tijd voelen dat er iets niet klopt. Het menselijk vermogen om dissonantie op te merken en het potentieel voor verandering te zien, is een bijzondere menselijke vaardigheid waar over het algemeen veel te weinig gebruik van wordt gemaakt.
Fakkeldragers gaan op zoek naar kleine succesjes. Niet alles moet meteen overhoop gehaald worden. Het is noodzakelijk dat tijdens de verbouwing ‘de winkel’ open blijft!
Door kleine succesjes kan lokale gemeenschapskracht groeien. Daarom is het zaak experimenteerplekken te creëren, waar tijd is om de toekomst te ont-dekken, waar verbeelding vrij spel heeft, en waar je met elkaar de krachten kunt bundelen om ‘dat wat geboren wil worden te laten gebeuren’.
Eén aanpak die overal past, bestaat niet. Dergelijke veranderingen impliceren een gezamenlijke zoektocht. Je staat met elkaar stil bij de aanleiding, de bedoeling, en de achterliggende visie. En vervolgens ga je op zoek naar wat écht nodig is om ‘ja’ te kunnen zeggen tegen elkaar en tegen het plan.
In een dergelijke zoektocht staan vragen centraal zoals; Wat wil de gemeente zijn in haar stad/dorp en wat heeft de stad/het dorp van de gemeente nodig? Welke structuur heeft de organisatie nodig om haar bedoeling te kunnen realiseren? Wat zijn in het verleden niet-kloppende oplossingen gebleken? En wat werkte wel? Waar heeft een interventie het meeste effect? Is het nodig om de hele organisatie in haar volle breedte mee te nemen of is het beter te experimenteren in een onderdeel? Als dit jouw organisatie was, wat zou jij doen? Enz.
Antwoorden op die vragen maken de speelruimte duidelijk voor alle betrokkenen. Dan kan dat wat geboren wil worden tot volle bloei komen. Evolutie in actie!
Heb je vragen/onduidelijkheden? Ik hoor je graag!
Gebruikte bronnen:
Rob Wetzels en Irene Jonkers van Nyenrode. Zij faciliteren momenteel bij de gemeente Haarlem een maatwerk project om van burgerparticipatie naar overheidsparticipatie te komen.
Gebruikte boeken: Verdraaide organisaties door Wouter Hart, Reinventing Organizations door Frederic Laloux en Holacracy door Brian Robertson.
Gebruikt essay: Decentralisatie als machtsstrijd door Pieter Hilhorst en Jos van der Lans, Groene Amsterdammer, 24-02-2016.
Fijn als je dit artikel doorstuurt naar andere geïnteresseerden.
Copyright © 2016 Marlou-Elsen Je mag mijn artikelen of delen van mijn artikelen gebruiken, mits je de volgende status als bronvermelding opneemt (Copyright © 2016 Marlou-Elsen, www.marlou-elsen.nl). Ik vind het fijn als je mij daarover informeert.
Schrijf je in voor mijn e-boek Van Keuzestress naar Keuzekunst. Dan ontvang je iedere derde dinsdag van de maand een waardevol artikel in je mailbox.